Enter your keyword

Werken met druk

Werken met druk

 

Dit artikel moet herschreven worden. 

Je kan wat je paard doet op twee manieren veranderen:
1/ door iets vervelends weg te nemen
2/ door iets leuks toe te voegen.
Bij allebei de manieren voelt je paard zich beloond, of met een ander woord: bekrachtigd in wat hij doet, in zijn gedrag (hoewel het natuurlijk prettiger is om iets fijns te krijgen dan om eerst iets vervelends te moeten ondervinden dat daarna wordt weggenomen). Deze twee manieren van belonen vullen elkaar dus aan*.

Als je de voeten hebt, heb je het paard

Het omgaan en rijden van paarden komt er in de eerste plaats op neer dat je de voeten van het paard kunt ‘controleren’. ‘Controleren’ is eigenlijk een ‘fout’ woord – het is eigenlijk zo dat je het paard motiveert om daarheen te bewegen waar jij zou willen dat hij heenbeweegt. En niet omdat hij moet, maar omdat hij het zelf een goed idee vindt.
Er zijn verschillende gradaties, en dus criteria. Jij motiveert je paard om ergens heen te gaan, wanneer hij dat doet, hoe lang hij dat doet, en in welk tempo. Niet alleen in het zadel, ook vanaf de grond. Op die manier kan het paard niet anders dan op jou gaan letten, want jij bent blijkbaar iemand die heel veel te zeggen heeft over zijn voeten.

Dat kun je natuurlijk doen door je paard te gaan drijven: met gebruik van je lichaamstaal (al dan niet met behulp van longeerzweep of werptouw) je paard in beweging krijgen, en daarna ook in beweging hoúden. Dit lijkt misschien op longeren maar dat is het niet helemaal, want in eerste instantie doe je dit met je paard in vrijheid, dus zonder longeerlijn eraan. Wáár je paard naartoe gaat, is in het begin ook al niet zo belangrijk; dat zijn allemaal bijkomende criteria voor later.

Het werkprincipe “als je de voeten hebt, heb je het paard” is dus niet zomaar een beginnersprincipe. Het is iets waar je altijd op kunt terugvallen, zowel om zijn mentale effecten (bijvoorbeeld in situaties waar je paard je niet ziet staan omdat de omstandigheden heel opwindend zijn – pag. 251 uit het boek Grondwerk met paarden) als fysiek (in combinaties met leiden – pag. 126 – en cirkelwerk zoals longeren – pag. 204). Waar het in deze oefeningen vooral op aankomt, is dat je leert druk doseren. Niet te veel, niet te weinig, niet te lang aanhoudend, niet te snel ophouden. Precies genoeg om te krijgen wat je wilt.
In de praktijk is het zo dat de meeste mensen veel te veel doen, en nooit aan hele subtiele lichaamstaal toekomen. Je doet zo weinig mogelijk, maar zo veel als nodig om een verandering te krijgen, maar ook niet meer dan dat, en je beloont meteen (door de druk te laten wegvallen) bij de kleinste poging van je paard om iets te doen, ook al lijkt het helemaal nog niet op het eindresultaat dat jij in je hoofd had (pag. 16).

Als je daarbij ook met een bridge en voerbeloning werkt krijg je een paard dat veel makkelijker zelf dingen gaat uitproberen. Je kan dan, zodra je paard ook maar een millimeter beweegt, bridgen en belonen. Je paard gaat dan op zoek naar wat je wil zonder dat je de druk moet verhogen. Je kan gewoon aangeven dat je een verandering wil, en hij gaat zelf op zoek. gaat hij in de richting waarheen jij het zou willen, dan bridge je en beloon je. Beweegt hij niet, dan doe je verder niks. Je doet niks ‘harder’ of ‘meer’ omdat je paard het niet meteen doet. Je wacht gewoon. Op die manier laat je de zelfcontrole bij het paard, en dat is een veel ethischere manier dan beweging afdwingen door het onprettig te maken om stil te staan.

Zo weinig mogelijk

Een leuke oefening om straks meteen met je paard te proberen, zonder dat je heel veel ruimte nodig hebt, zomaar geplukt van pagina 25, helpt je ontdekken op hoe weinig je paard reageert. Je paard hoeft helemaal nog niet met zijn voeten te reageren, kijk gewoon eens of je z’n aandacht te pakken kunt krijgen: of je iets ziet veranderen in z’n lijf. Daar dient ‘druk’ voor: het vraagt om een verandering in wat je paard nu aan het doen is.

Uit het Grondwerkboek op pag. 25:
“Ga aan de schouder/hals (daar ongeveer) staan. Op een meter afstand. Doe een stap naar je paard toe, dus in de richting van de schouder. Kijk of hij reageert. Nog een stap verder. Kijk of hij de neiging heeft om – zelfs al is het minimaal – op je te reageren. Is het van je weg (al is het maar in gedachten, het hoofd dat een beetje omhoog of opzij gaat!), sta stil, beloon! Kijk, op zo weinig reageert je paard al in de richting van wat je wil.
Keer eventueel terug naar de uitgangspositie. Komt hij naar je toe, laat je paard dan staan waar hij wil. Kijk of je, alleen door zelf even van plaats te veranderen (weer in de richting van de schouder) een verandering kan veroorzaken.
Indien ja, sta stil.
Voer héél geleidelijk aan de ‘druk’ op door jezelf eens groter en bewuster te maken – dit is het moment om je ego op te blazen… – terwijl je toch op dezelfde plaats blijft staan.
Kijk eens wat er gebeurt als je met intentie, zelfbewust en energiek in zijn richting voorover buigt met je bovenlichaam.
Wat doet hij als je een stap in de richting van zijn schouder zet?
Wat gebeurt er als je meer naar zijn hoofd gaat dan naar zijn schouder?
Wat gebeurt er als je zo’n grote stap zet dat je vlak onder zijn schouder eindigt/zou eindigen? Wat gebeurt er als je een klein stapje zet?”

Zoveel als nodig

Méér van dit, dus méér druk (groter, langer, sneller…), zou de voeten van je paard in beweging moeten kunnen zetten. Als je geen of nauwelijks reactie krijgt van je paard, let dan vooral kritisch op je eigen lichaamstaal en positie tegenover je paard, en doe zoveel als nodig, maar niet méér. Je hebt slechts zo veel nodig als om een verandering te veroorzaken. het opbouwen doe je immers in kleine stappen daarna.
Het kan inderdaad zijn dat jouw paard veel méér nodig heeft om in beweging te komen: dat je moet staan springen of roepen of met je armen zwaaien of een longeerzweep heffen of een touw werpen…, maar ga daar niet mee experimenteren vóór je weet op hoe weinig je paard reageert; niet alleen omdat je dan fijner kunt werken maar ook omdat, als hij heel “uitgebreid” zou reageren op een moment dat je te dicht bij hem staat, dat voor verrassingen zou kunnen zorgen. Je eigen veiligheid komt altijd eerst!

Dat probleem (dat je de druk moet verhogen om iets gedaan te krijgen als het niet lukt met een beetje druk) heb je uiteraard niet als je al en tijdje clickertraint. Hoe beter je paard de bridge kent (ik noem dat ‘clickersavvy’), hoe makkelijker dat zal gaan. Je hebt gewoon méér druk nodig als je alleen maar met druk kan werken, en als je paard dus alleen maar wegbeweegt voor de druk, en niet omdat hij, als hij iets uitprobeert en hij er de bridge voor hoort er iets lekkers krijgt, of iets fijns mag doen. Shaping is essentieel verschillend van wijken-voor-druk, en met minimale druk als cue, zonder ooit te verhogen als het paard zou blijven staan, kan je toch shapen.

Richting geven

Nu je weet hoe je druk kunt doseren – hoe je zo weinig mogelijk doet, maar zoveel als nodig – kun je gaan experimenteren met richting geven. Je paard kun je naar voor, naar achter, naar links of naar rechts sturen, afhankelijk van waar je staat. Niet alleen vanuit het zadel is dat zo, maar ook op de grond.
Wat hieronder beschreven wordt is noodzakelijkerwijs heel beknopt – er zijn veel meer nuances in het werken met je paard en in een kort artikeltje kunnen alleen de grote lijnen uitgezet worden.
Overigens: het is veel fijner om een paard náár een kegeltje of zo te laten gaan, dan weet hij tenminste meteen wat hij moet doen en het is voor hem veel fijner om ergens naartoe te gaan, dan om ergens van weg te bewegen. Toch is het niet slecht om je paard op een heel vriendelijke aanwijzing toch te laten vertrekken van je weg. Alleen maar al omdat hij het dan begrijpt als er iemand anders komt die wél met een touw gaat zwaaien. Dat ben je dan maar beter vóór!

Werk je paard nog steeds los, in vrijheid.
In de vorige oefening merkte je hoe je als je naar de schouder van je paard toeloopt op een zelfbewuste manier, hij z’n schouder van je wegbeweegt. Zet je door (alsof je dwars door z’n schouder heen zou lopen) dan draait je paard zich helemaal van je weg en komt hij in beweging. Eerst vertrekt de voorhand, en de achterhand – uiteraard – volgt.
Beweeg je in de richting van de achterhand, dan draait de achterhand van je weg en de voorhand naar je toe. Zet je door, dan loopt het paard verder van je weg.
Uiteraard ben je zelfbewust, maar ook zeer oplettend. de kleinste beweging van je weg, daar bridge je voor en je beloont uitgebreid, zodat je paard wegbeweegt omdat er dan iets fijns gebeurt, niet omdat het onprettig is.

Als je achter je paard gaat staan zal het wat makkelijker zijn. Je hand heffen of snel op hem toelopen krijgt hem misschien al in beweging, maar het kan ook zijn dat je een touw of longeerzweep een paar meter achter hem op de grond moet slaan om hem in beweging te krijgen.
Ga in geen geval hém slaan! In het Grondwerkboek wordt vanaf pag. 68 uitgebreid op deze oefening ingegaan, die in al je verdere grondwerk heel belangrijk zal zijn. Ik heb ‘m “de voorwaarts-cue” genoemd. De “de voorwaarts-cue” is voor het grondwerk wat de beenhulp voor het rijden is.

Het moeilijkst is het om je paard achteruit te doen bewegen als je recht voor hem gaat staan. Maak je groot terwijl je in zijn richting beweegt, en het paard zal geneigd zijn om ruimte voor je te maken door achteruit te stappen. Dat is niet zo makkelijk als van de zijkant op hem toelopen, want je paard moet er soms over nadenken hoe iets wat je aan z’n voorkant doet, betekenis moet krijgen in z’n achtervoeten. Geef hem even tijd om uit te vissen hoe hij van je wegkan, en kijk of je hem een of twee stappen achteruit kunt krijgen. Het hoeft niet veel te zijn, geen tien passen en geen sneltreinvaart, daar gaat het helemaal niet om. Gooi ook geen touw in de richting van z’n hoofd, het mag heus wel met wat meer respect van jou uit. Probeer het eerst maar eens met zo weinig mogelijk druk!
Lukt dit achteruit zenden nog niet goed, grijp dan niet meteen naar de grote middelen. Sla dit dan maar gewoon even over. Er bestaat immers geen ‘vaste’ volgorde om de dingen te doen. Iedere combinatie is verschillend, en elke oefening verbetert de andere. En bovendien heb je het targetten, nu je ook clickertraint – opgelost krijg je het dus zeker ook zonder deze oefening.

Probeer in elk geval je bewegingen “aan” en “uit” te zetten. Vraag je je paard in beweging te komen, doe dat dan op een duidelijke manier waarbij je je bewust bent van je eigen lichaamshouding. Doet je paard wat je vraagt (ook al is het maar een klein beetje in de goeie richting) beloon hem dan uitgebreid door prompt en zeer duidelijk je lichaamstaal te ontspannen, en eventueel zelfs een stap achteruit te zetten. Uiteraard bridge je tegelijkertijd!

Als je door hebt waar je ongeveer moet gaan staan om je paard in een bepaalde richting te krijgen, pik dan eens een bepaalde plaats uit – een paal aan de omheining, of een letter van de rijbaan. Probeer je paard precies daar te krijgen, zonder ‘m aan te raken.
Je zult merken dat je soms teveel doet (en je paard loopt verder dan je bedoeling was) en soms te weinig (je paard gaat minder ver dan je bedoeling was). Maar geleidelijk aan zul je merken hoe het in elkaar zit, dat communiceren van richting en… tempo. Want dat doet het doseren van druk: het bepaalt hoe snel of hoe traag je paard z’n voeten beweegt. Je positie zegt waar en wanneer hij stopt, je doseren zegt hoe snel of hoe traag.
Al werkend raak je op elkaar afgestemd. Probeer elke pas van het paard de jouwe te maken, dat wil zeggen: élke pas die hij zet wordt door jou bepaald qua richting en tempo, net zoals bij het rijden.

Als je zover bent dat elke pas van je paard de jouwe is, dan heb je de aandacht van je paard! Hij let op je, wacht op informatie van jou om de volgende stap te zetten. Het gaat er dus niet om om je paard zo snel mogelijk op die ene bepaalde plaats te hebben; het gaat erom dat je dat op een rustige, perfect gecontroleerde manier kan.

Beloon je paard uitgebreid tussendoor, laat hem merken dat hij het beste paard van de wereld is, want dat is hij ook! Geef ‘m tussendoor, eerst letterlijk na elke kleine pas en daarna na steeds wat meer, rust, én een wortelschijfje: bij jou is het goed.

 

* Dit artikel gaat enkel over werken met druk, niet over targetten: dat is uiteraard een nog veel fijnere manier voor het paard omdat het een zeer afgelijnde oefening is waardoor het paard al op voorhand weet bij welk criterium hij beloond gaat worden.